De anatomie van het paardenhoofd
De schedel bestaat uit een onder- en bovenkaak en vormt de basis voor alle overige structuren in het hoofd. Alle bewegingen vinden plaats doordat de onderkaak wordt bewogen ten opzichte van de bovenkaak. Het openen en de zijdelingse bewegingen kunnen behoorlijk fors zijn. Alleen de voor-/achterwaartse beweging van de onderkaak is beperkt tot een kleine centimeter. Al deze bewegingen worden geactiveerd door het aanspannen en loslaten van een complex stelsel van spieren.
De spieren zijn naar functie duidelijk in grootte en kracht te onderscheiden. De spieren die zorgen voor de kauw- en maalfunctie zijn sterk ontwikkeld en genereren een behoorlijke kracht bij aanspannen. Zo kan de kracht op het kauwvlak bij aanspannen oplopen tot 2.500 N (ca. 250 kg). De spieren die zorgen voor de zijdelingse beweging of voor het openen van de mond zijn veel minder sterk ontwikkeld omdat dit relatief eenvoudig zonder teveel weerstand kan gebeuren.
De zenuwen zijn ook bij paardentanden goed ontwikkeld. De vaak gehoorde kreet dat paardentanden gevoelloos zijn is dus een groot fabel. Er lopen zenuwtakken tot in de wortelopeningen van de tanden en kiezen die in de wortelkanalen uitkomen. Om gevoel- en dus pijnloos een kiesextractie te kunnen uitvoeren zal een goede dierenarts dan ook altijd de betreffende zenuwbanen verdoven.
De bloedvaten zorgen voor aan- en afvoer van het bloed in het hoofd van het paard. De belangrijkste aanvoer voor de tanden in de bovenkaak is de ‘arteria palatina major’, deze slagader loopt rond aan de binnenzijde [palatinaal] van de tandelementen. Indien een dierenarts medische ingrepen moet uitvoeren dicht bij deze slagader is voorzichtigheid geboden. Het bloed zorgt voor de aanvoer van zuurstof en andere belangrijke bouwstoffen.
De speekselklieren hebben een belangrijke functie om een juiste fermentatie van het voer te verzorgen. De grootste speekselklier, de parotis, produceert tijdens de kauwbewegingen van het paard tot wel 3 liter speeksel per uur. De kleinere onderkaakspeekselklier ofwel ‘Mandibulaire speekselklier’ heeft de uitmonding onder de tong ter hoogte van de haaktanden in de onderkaak. Hierdoor zien we vaak veel tandsteenafzetting op deze elementen.
Op deze afbeelding is goed te zien dat er tussen de snijtanden en kiezen een interdentale ruimte zit. Daar zitten (soms) nog twee soorten kleinere tandjes: de haak- of hengstentanden (het ..4e gebitselement). Deze komen bij hengsten te voorschijn op 5-jarige leeftijd en zijn heel soms ook bij merries ontwikkeld. Wolfstanden (het ..5e gebitselement) zijn aanwezig bij 20-30% van de paarden. De kiezen en snijtanden zitten met lange wortels in de kaak. Naarmate het paard ouder wordt zal het element door afslijting kleiner worden en uit de tandkast worden getrokken.